vrijdag 31 augustus 2007

Vroman-effect digitaal

De DBNL heeft het schrijversprentenboek gedigitaliseerd waaraan prof. dr. Ben Peperkamp ter gelegenheid van de letterkundige tentoonstelling over leven en werk van Leo Vroman in 1990 heeft meegewerkt.

Jan Kuijper, Ben Peperkamp, Murk Salverda en G.A.M. Willems (red.): Het Vroman-effect. Over leven en werk van Leo Vroman. Em. Querido's Uitgeverij, Amsterdam & Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum, Den Haag 1990. Schrijversprentenboek 29.

(C) Foto: ANP Fotoarchief

donderdag 30 augustus 2007

Schaepman, Kuyper en de Islam

Nederland is geen land van staatslieden met grote literaire ambities. In een artikel in Armada belicht dr. Jacqueline Bel twee kopstukken uit de politiek rond 1900 die hierop een uitzondering vormden: Schaepman en Kuyper.

Tweede-Kamerlid, dichter-priester en journalist H.J.A.M. Schaepman (1844-1903) was één van de grote figuren van de katholieke emancipatie. Premier, dominee, journalist en hoogleraar Abraham Kuyper (1837-1920) was behalve voorman van de 'kleine luyden' en stichter van de Gereformeerde kerk ook oprichter van de Vrije Universiteit. Beide politici uitten zich in hun creatieve werk onder meer over de islam, wat hun werk nu een actuele dimensie geeft. In 1884 maakte Schaepman een reis naar Constantinopel, het huidige Istanbul. Hij schreef een lang gedicht over de Aya Sofia (1884), de eeuwenoude moskee, die ooit gebouwd was als kathedraal. Kuyper, volgens sommigen een 'voortreffelijk litterator', maakte in 1905-1906 een lange reis om de Middellandse Zee. Hij legde zijn ervaringen vast in een vuistdik reisverslag Om de oude wereldzee (1908, 2 dln.), waarin ook Istanbul aan bod komt. Kuyper gaat onder meer in op de positie van de vrouw in de islam en bekritiseert de profeet Mohammed op dit punt. Schaepman neemt het juist op voor Mohammed en geeft een lyrische beschrijving van de profeet. [Illustratie: portret van Abraham Kuyper, door Jan Veth (1900)]

Jacqueline Bel: 'Herman Schaepman, Abraham Kuyper en de Islam'. In Armada, Tijdschrift over wereldliteratuur 13 (2007), 45. Themanummer Politici en bellettrie.

Fatale vrouwen

Op 7 september 2007 houdt dr. Jacqueline Bel een lezing tijdens het colloquium 'Eenheid in ver-scheidenheid. Visies op literatuur en literatuurwetenschap'. In haar lezing, getiteld 'Judith, Helegabalus, Salomé. Of: hoe decadent is de Nederlandse literatuur' gaat dr. Jacqueline Bel, mede aan de hand van beelden van fatale vrouwen als Judith en Salomé en decadente helden als Helegabalus in op de vraag in hoeverre het decadentisme als een belangrijke stroming gezien kan worden in de Nederlandse en Vlaamse literatuur. Daarbij komt ook de vraag aan bod of literaire stromingen een belangrijke rol kunnen of moeten spelen in de literatuurgeschiedschrijving. [Illustratie: Salome, door Pierre Bonnaud]

Eenheid in verscheidenheid

Op 1 oktober 2007 gaat prof. dr. Annemarie Musschoot, hoogleraar moderne Nederlandse letterkunde aan de Universiteit Gent, met emeritaat. Ter gelegenheid daarvan organiseren Yves T’Sjoen (Universiteit Gent), Jürgen Pieters (Universiteit Gent) en Jacqueline Bel (VU) op 7 september 2007 een Colloquium in de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde te Gent onder de titel Eenheid in verscheidenheid. Visies op literatuur en literatuurwetenschap.

Het colloquium heeft plaats in het gebouw van de Koninklijke Academie, Koningstraat 18, 9000 Gent, begint om 10.30 en eindigt om 17 uur. Sprekers zijn achtereenvolgens Dick van Halsema, Marita Mathijsen, Jacqueline Bel, Gillis Dorleijn, Dirk de Geest, Kris Humbeeck, Bart Vervaeck, Arie Gelderblom, Herman Pleij en Hugo Brems. Werner Waterschoot opent het colloquium, Jo Reynaert sluit het af. Na afloop is er receptie in de salons van de Koninklijke Academie, aangeboden door de Vakgroep Nederlandse Literatuur en Algemene Literatuurwetenschap, Universiteit Gent.

De toegang is gratis, maar aanmelding bij mevr. Agnes Gelaude is in verband met het geringe aantal plaatsen verplicht (Agnes.Gelaude@UGent.be).

dinsdag 28 augustus 2007

De moderne vrouw en de liefde

In haar onlangs voltooide masterscriptie heeft Lisette Goluke onderzocht hoe de liefde in moderne romans van vrouwelijke schrijvers wordt gerepresenteerd. Hiervoor heeft zij vijf romans uit de periode van 1985 tot 2000 aan een naratologische en thematische analyse onderworpen tegen de achtergrond van veranderingen in opvattingen over (liefdes)relaties en daarmee samenhangende verwachtingspatronen en praktijken. Om de aldus verworven inzichten relief te geven is bovendien receptieonderzoek verricht onder een groep lezers en bestudeerd hoe critici over deze romans hebben geoordeeld.

Voor dit onderzoek zijn sociologische publicaties geraadpleegd alsmede literatuurgeschiedenissen, recensies, internetbronnen en - uiteraard - de romans zelf. Bovendien is een vragenlijst opgesteld ten behoeve van het lezersonderzoek. De conclusie luidt dat vrouwelijke auteurs een eigentijdse en subtiele bijdrage leveren aan de moderne literaire ars amatoria, waarbij zij de liefde vanuit verschillende invalshoeken open en vooral genuanceerd presenteren. Daarmee beantwoorden zij volop aan de behoefte van de lezers die bij het uitgevoerde lezersonderzoek betrokken waren. [Illustratie: De kus, door Gustav Klimt (1908)]

Lisette Goluke: De moderne vrouw en de liefde. Een onderzoek naar de beschrijving en beleving van de liefde in romans van vrouwelijke auteurs aan het eind van de twintigste eeuw en de perceptie van de lezers. Masterscriptie VU: Amsterdam 2007.

Begeleider: Prof.dr. Ena Jansen

Blanke werkgevers en zwarte bediendes

In het Zuid-Afrika van de jaren '60 en '70 van de 20ste eeuw - de hoogtijdagen van de Apartheid - was het in blanke gezinnen zeer gebruikelijk om te beschikken over een of meer zwarte vrouwelijke bediendes. In de literatuur treffen we sporen aan van de aanwezigheid van deze hulpen in de huishouding.

Ten behoeve van haar inmiddels voltooide bachelorscriptie heeft Anita van Prooijen de relatie tussen zwarte bediendes en blanke werkgevers grondig geanalyseerd en zich daarbij in het bijzonder geörienteerd op twee recente romans: Die reuk van appels van Mark Behr (1993) en Roepman van Jan van Tonder (2004). Uit haar analyse blijkt dat de betrokkenheid van de werkgevers bij hun bediendes aan grenzen gebonden was. Aan de oppervlakte lijkt een goede band tussen hen te hebben bestaan. Maar zodra de bediendes echter het slachtoffer werden van bruut blank geweld, bleken de werkgevers onverschillig te blijven. Het gevoel van blanke superioriteit werd aldus in stand gehouden.

Anita van Prooijen: ''n Ma is mos maar so oor haar kinders'. Over relaties tussen blanke werkgevers en zwarte bediendes in Zuid-Afrika ten tijde van de Apartheid. Bachelorscriptie VU: Amsterdam 2007.

Begeleider: Prof.dr. Ena Jansen

De familiegeschiedenis: een literair genre?

Karin Ratering Arntz heeft in haar onlangs voltooide en uitstekend bevonden masterscriptie een antwoord geformuleerd op de vraag of de familiegeschiedenis (waarin onbekende overgrootouders, grootouders en ouders worden geportretteerd) kan worden beschouwd als een nieuw literair genre. Voorheen was de familiegeschiedenis voornamelijk een particuliere aangelegenheid, waarbij de lezersgroep zich doorgaans beperkte tot een select (familiair) gezelschap. De laatste tien jaar echter genieten deze geschiedenissen belangstelling van vele literatuurconsumenten.

Op basis van een vergelijking van de teksttypen autobiografie, biografie en (familie)roman en na een narratologische en referentiële analyse van drie recente publcaties (Het zwijgen van Maria Zachea van Judith Koelemeijer (2001), Altijd roomboter van Nelleke Noordervliet (2005) en Vrouw in de schaduw van Dorinde van Oort (2006)) beargumenteert Karin dat de familiegeschiedenis inderdaad als een literair genre moet worden gewaardeerd. Bij deze analyse is onder meer nagegaan hoe de betrokken auteurs omgaan met feit en fictie, hoe geschiedenis, verhaal, focalisator en chronotoop in de tekst zijn gerepresenteerd en hoe de vertelde microgeschiedenis zich in de algemene geschiedenis weerspiegelt. Bovendien is aandacht gevraagd voor het verwerkte bronmateriaal, de (poëticale) motivatie van de auteurs en de publieke receptie van de teksten.

Familiegeschiedenissen, schrijft Karin tot slot, lijken naar vorm en inhoud een reactie te vormen op postmoderne literatuur. Lezers zoeken in een gefragmenteerde samenleving naar herkenbare ‘waargebeurde’ verhalen waarmee zij zich kunnen identificeren. Familiegeschiedenissen representeren microgeschiedenissen die deel uitmaken van de macrogeschiedenis. Zij vormen daarmee een substantieel deel van het Nederlands cultureel geheugen.

Karin Ratering Arntz: 'Zij slapen. Eeuwen diep in mij'. De familiegeschiedenis: een literair genre? Masterscriptie VU: Amsterdam 2007.

Begeleider: Prof. dr. Ena Jansen

zaterdag 25 augustus 2007

Dr. Jacqueline Bel en het NIAS (2007/8)

Met ingang van 1 september 2007 is dr. Jacqueline Bel voor een jaar fellow op het NIAS (Netherlands Institute for Advanced Study) in Wassenaar. Ze zal dan werken aan deel 6 van de Taalunie Geschiedenis van de Nederlandse en Vlaamse literatuur (1900-1945) die naar verwachting in 2013 zal verschijnen bij Bert Bakker. Deel 1 over de vroege middeleeuwen door Frits van Oostrom en deel 7 over de naoorlogse literatuur (1945 – heden) door Hugo Brems zijn verschenen in 2006. Deel 2 over de late middeleeuwen, door Herman Pleij, verschijnt in het najaar van 2007, evenals deel 3 over de zeventiende eeuw, geschreven door K. Porteman en M. Smits. [Illustratie: omslag van het door Brems geschreven en inmiddels gepubliceerde 7de deel van de reeks]

vrijdag 10 augustus 2007

Ba-onderwijs: periode 1 (2007/8)

De leerstoelgroep zal gedurende de eerste periode van het a.s. academiejaar 2007/8 de volgende twee keuzecolleges (op Ba-niveau)verzorgen: Schrijvershuisbezoeken [533127], verzorgd door Dr. A.T. Zuiderent, en Romantiek en literatuurgeschiedschrijving [533124], verzorgd door Prof. dr. Ben Peperkamp. Voor meer informatie verwijzen we naar de Studiegids 2007/8. Aanmelden is mogelijk tot eind augustus 2007. Op de foto: de schrijftafel van Gerard Reve (met melk).

MPhil-programma: nieuwe studenten 2007

Met ingang van 1 september 2007 zijn twee studenten Nederlandse Letterkunde toegelaten tot het tweejarige MPhil-programma van onze Faculteit: Lisette Goos en Michiel Zwiers. Beiden zullen de komende twee masterjaren een intensief en op maat gesneden onderwijsprogramma volgen waarmee zij zich als kandidaat-onderzoekers hopen te kunnen ontwikkelen.
Toevoeging 1 september 2008. Inmiddels heeft Michiel de opleiding verlaten. Lisette daarentegen zet haar werkzaamheden onverminderd voort en hoopt aan het einde van 2009 af te studeren.

Dr. Sander Bax: reductie onderwijstaken

Per 1 augustus 2007 heeft Dr. Sander Bax een uitdagende aanstelling aanvaard aan de Faculteit der Letteren van de Universiteit van Tilburg, waarmee wij hem allen van harte gelukwensen. Als gevolg daarvan zal hij zijn onderwijs aan de VU tot aan het kerstreces moeten beperken: vanaf heden is Sander enkel nog belast met werkzaamheden ten behoeve van major Nederlandse Cultuur in Context. Hij zal per 1 januari 2008 onze Faculteit verlaten. Willemijn van der Linden, MPHil, heeft intussen zijn overige onderwijstaken overgenomen.

vrijdag 3 augustus 2007

Willemijn van der Linden, MPhil: nieuwe docente

Per 1 augustus j.l. is Willemijn van der Linden, MPhil, in tijdelijke dienst getreden. Zij studeerde aan de Universiteit Utrecht waar zij het tweejarige Reseach Master-programma 'Dutch Language & Literature' heeft voltooid. Een semester daarvan heeft zij aan de Sorbonne Nouvelle in Parijs doorgebracht.

Zij zal een bachelorcollege aanbieden op het gebied van de letterkundige biografie, waarbij zij onder meer gebruik zal maken van het nieuwe boek van Nigel Hamilton, Biography: A Brief History, en de eerstejaars cursus 'Literatuurhistorisch overzicht 1800-1940' verzorgen. Met Ben Peperkamp werkt zijn aan een boekje over wetenschap en intertekstualiteit in De ontdekking van de hemel van Harry Mulisch.

Kamer: 11 A 15
Email: w.vander.linden@let.vu.nl

woensdag 1 augustus 2007

Cultural Memory

Op 4 augustus 2007 houdt dr. Jacqueline Bel een lezing op het congres van de ICLA (International Comparative Literature Association) Beyond Binarisms: Discontinuities and Displacements in Comparative Literature dat van 29 juli tot 5 augustus in Rio de Janeiro wordt georganiseerd. In haar lezing over 'Migration, Literature and Cultural Identity' gaat zij na in hoeverre de ideeën van de Duitse Egyptoloog Jan Assmann over de vorming van het culturele geheugen van toepassing zijn op (post)koloniale en migrantenliteratuur. Zij gaat daarbij onder meer in op werk van auteurs als Abdelkader Benali, Salman Rushdie en Frans Lopulalan en plaatst kritische kanttekeningen bij Assmanns theorie. De lezing zal worden gepubliceerd in de congresbundel Fluid Carthographies.