zondag 1 mei 2011

Vosmaer en Kloos: brieven

Hannah van Pijkeren deed in haar mooie bachelorscriptie, die in mei 2011 werd afgerond, onderzoek naar de poëtica’s van Carel Vosmaer (op de foto) en Willem Kloos, één van de voormannen van de Beweging van Tachtig. Tussen 1880 en 1886 onderhielden beiden een briefwisseling waarin zij hun ideeën over literatuur formuleerden. 

Vosmaer en Kloos geven in deze correspondentie niet enkel hun mening over het literaire werk van anderen (ze spreken onder meer over de gedichten van Perk, Shelley en Verwey), maar verwoorden ook hun opvattingen omtrent de literaire kritiek als zodanig.

Waar Kloos veelal lovend blijkt over het werk van andere, veelal jonge dichters en kunstenaars, daar is Vosmaer beduidend sceptischer. Met name de mate van ‘duisterheid’ speelt bij hem een belangrijke rol. Vosmaer is van mening dat een modern (dicht)werk in de eerste plaats begrijpelijk moet zijn, met een duidelijke, "bevatbare" voorstelling. Kloos reageert op deze opvatting van Vosmaer dat men een gedicht niet eerst naar de woorden, maar vooral moet beoordelen naar de "sentimenten" die erin zijn  vervat. Beide opvattingen vormen de rode draad in de briefwisseling en kunnen worden beschouwd als de ingrediënten van het belangrijkste poeticaal-kritisch geschilpunt tussen beide beroemde literatoren.

Een verschil van mening is er ook in opvattingen met betrekking tot de aard en functie van de literaire kritiek. Waar Vosmaer ervoor pleit om alleen het werk te beoordelen en de auteur buiten beschouwing te laten, daar schuwt Kloos negatieve en beledigende opmerkingen aan het adres van de auteur in het geheel niet. Hij is het met Vosmaer eens dat beoordeling van het werk prioriteit heeft, maar vindt tegelijk dat de auteur hier zo nodig bij betrokken mag worden - "ad hominem". Vosmaer en Kloos stellen aldus kritiekpunten ter discussie die nog altijd actueel zijn binnen de Nederlandse letterkunde.

Begeleider: Prof. dr. Annemarie Kets

Geen opmerkingen: