zondag 10 februari 2008

Niet zomaar een gezicht

Op uitnodiging van VU podium heeft Ad Zuiderent op zondag 10 februari in Alkmaar een lezing gehouden over gedichten over gelaat en aangezicht, onder de titel ‘Niet zomaar een gezicht’. Waar in de poëzie van de jaren dertig van de vorige eeuw (bij Martinus Nijhoff bijvoorbeeld) gelaat nog gewoon gezicht betekende, daar duiden in naoorlogse poëzie begrippen als gelaat, aanschijn of aangezicht vrijwel altijd iets geestelijks aan. Aangezicht zinspeelt al gauw op de bijbeltekst: “Want nu zien wij nog door een spiegel in raadselen, doch straks van aangezicht tot aangezicht.” De functie van deze verwijzing is zeer divers: in een enkel geval, zoals bij Koos Geerds, heeft deze tekst nog een orthodox christelijke connotatie; anderen stellen er duidelijk vragen bij of wijzen hem af: C.O. Jellema laat via de woorden van deze tekst zien dat voor hem poëzie (en meer in het algemeen: kunst) de functie van het geloof heeft overgenomen, Rutger Kopland confronteert deze tekst met uitspraken van twintigste-eeuwse dichters (Pessoa, Oosterhoff) en komt tot de dichterlijke conclusie dat het zichtbare raadselachtiger is dan het onzichtbare, voor T. van Deel vormt de bijbeltekst het uitgangspunt voor vragen over ons waarnemingsvermogen, en Leo Vroman stelt vast dat onze illusies geen uiterlijke verschijning kennen, ze zijn “zonder een zweem van aangezicht”. In die zin is veel moderne poëzie anti-visionair. [Foto: de dichter Jellema.]

Geen opmerkingen: