
Vanuit twee regels van Lucebert heeft hij twee aspecten van deze poëzie belicht. Onder het motto “aan de mond van al die rivieren” gedichten die, ongeacht hun verdere reikwijdte, verband houden met concrete plaatsen en historische gebeurtenissen, variërend van de brug bij Zaltbommel in ‘De moeder de vrouw’ van Martinus Nijhoff, via de watersnood van 1953 in uiteenlopende gedichten tot het epifanische gedicht ‘Het magerebrugwonder’ van K. Michel. Onder het motto “eenvouds verlichte waters” gedichten waarin het water als fenomeen of als dichterlijke inspiratiebron centraal staat, vanaf het sensitivistische gedicht van Herman Gorter met de beginregel ‘Daar ligt dat water – dat schitterende water’ via de poëticale rol van water bij Ida Gerhardt tot de definiëring van water in een cyclus van Rutger Kopland.
Het getoonde schilderij is van Amitai Ben David, getiteld 'A stream of dirty water'(2006).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten