dinsdag 16 oktober 2007

Motto's

Wanneer in een literair werk een motto verschijnt, wordt bij de lezer een verwachting gewekt die anticipeert op de inhoud van de roman. Daarnaast kunnen motto’s niet alleen fungeren om de eruditie, belezenheid en kennis van talen van de auteur te tonen, maar vooral om de relatie aan te geven tussen deze tekst en de literaire traditie, of om een bepaald thema op de voorgrond te plaatsen. Behorend tot het grensgebied van de tekst heeft het motto een drempelfunctie die de auteur de mogelijkheid biedt zijn of haar lezer te beïnvloeden, nog voor deze aan het verhaal begint.

Door de informatie in de motto’s komt een perspectief naar voren dat een beeld geeft van de identiteit van de auteur, zijn intenties en overtuigingen. Auteurs laten vaak hun bron van inspiratie blijken in de vorm van motto’s, daarom heeft niet alleen de keuze van het citaat betekenis, maar ook de auteur ervan. Zo kan de schrijver aan de gekozen auteur gezag ontlenen, eer betonen of verwantschap met diens ideeën duidelijk maken. Zelfs kan de schrijver hiermee aangeven tot welk literair veld hij wil behoren.

Postmodernistische auteurs betwijfelen de mogelijkheid van 'de' werkelijkheid en 'de' waarheid en streven naar opheffing van het onderscheid tussen werkelijkheid en fictie. De vraag is of een postmoderne historische roman politiek betrokken kan zijn. In deze scriptie heb ik willen aantonen dat de Zuid-Afrikaanse, betrokken auteur André P. Brink op een zeer zorgvuldige manier omgaat met motto’s. Voor dit onderzoek heb ik de motto’s bestudeerd in drie van zijn postmoderne historische romans, namelijk Houd-den-bek (1983), Inteendeel (1993), en Bidsprinkaan (2005). Hierin stelt Brink sociale, politieke en historiografische thema’s aan de orde, zoals het opkomen voor minderheden, vrijheid en onvrijheid en de noodzaak van een alternatieve geschiedschrijving met mythen en verhalen die de mens inzicht geven in zijn bestaan.

Hoewel in Inteendeel het historiografische en in Bidsprinkaan het spirituele aspect wordt geaccentueerd, verwijzen alle motto’s naar de centrale thema’s die in de drie genoemde romans aan de orde worden gesteld, namelijk vrijheid, onvrijheid en zelfrealisatie. Het gebruik van motto’s blijkt een krachtige strategie van André P. Brink om zijn bedoelingen aan de lezer kenbaar te maken over de inhoud van de roman, over zijn literatuuropvatting en over het literaire veld. Uit zijn voorkeur voor de geciteerde auteurs maak ik op dat Brink zich blijkbaar wil aansluiten bij een groep Europese en Amerikaanse, meer specifiek geëngageerde auteurs uit verschillende perioden van de geschiedenis.

Inez Slagter: "How can we know the dancer from the dance?" André P. Brink , motto’s en het literaire veld. Doctoraalscriptie VU: Amsterdam 2007.

Begeleider: Prof. dr. Ena Jansen.

Geen opmerkingen: