maandag 14 maart 2011

Wetenschap in De Engelenmaker van Stefan Brijs

In zijn researchmasterscriptie - die hij op drie maart 2011 des middags afrondde - heeft onze student Bob Hopman onderzoek gedaan naar de wijze waarop biomedische kennis is gerepresenteerd in de roman De engelenmaker (Atlas: Amsterdam 2005) van Stephan Brijs. Brijs vertelt in dit literaire werk over een maniakale wetenschapper (Victor Hoppe), die met grote ijver onderzoek verricht naar cloning. Biomedische experimenten en ethische en technologische bespiegeling over contemporaine (biomedische) wetenschap, vormen belangrijke aspecten van het verhaal. 

In de intertekstueel georiënteerde analyse van Bob wordt beargumenteerd dat de wijze waarop wetenschap in De Engelenmaker is verwerkt, in twee - samenhangende - dimensies kan worden beschreven. 

In de eerste plaats kan het monomane hoofdpersonage - dat een gedemoraliseerde, soms zelfs perverse visie koestert op kennis en kennisbeheer - worden begrepen tegen de achtergrond van een traditie in de West-Europese en Amerikaanse literatuur- en cultuurgeschiedenis. Deze traditie is onder andere door Rosslyn D. Haynes getypeerd in haar boek From Faust to Strangelove: Representations of the Scientist in Western Literature. Victor Hoppe bezit immers alle kenmerken van de inmiddels stereotype geworden Victor Frankenstein uit de beroemde roman van Mary Shelley (1818) en daarop gebaseerde toneel- en filmbewerkingen, omdat hij een briljante geest en ijzeren wetenschappelijke discipline koppelt aan totale onverschilligheid voor de ethische, emotionele én sociale implicaties van zijn handelen. Zowel Hoppe als Frankenstein representeren de ambivalente waarde die wetenschap in het publiek domein veelvuldig krijgt toebedeeld. Behalve van winst (inzicht, beheersing van de natuur) getuigen beiden ook van verlies (beschadiging, lijden, corruptie). 

In de tweede plaats kan De engelenmaker worden gelezen tegen de achtergrond van de gedocumenteerde praktijken en specialistische publicaties uit het biomedische wetenschapsveld. Bob bewijst met kracht van argumenten dat Brijs zijn verhaal niet uit de duim heeft gezogen, maar dat de auteur juist veelvuldig gebruikt heeft gemaakt, of verwijst naar bestaande wetenschappelijke publicaties. Vele daarvan heeft Bob voor zijn onderzoek getraceerd en in samenhang getypeerd. Wel is er bij deze verwijzingen voortdurend sprake van vereenvoudigding of vervorming - mede ten behoeve van de verhaallijn. Dat laat onverlet dat de roman nadrukkelijk blijkt te zijn ingebed in eigentijdse wetenschappelijke ontwikkelingen, die ook in de samenleving tot heftig debat hebben geleid en nog altijd actueel zijn. Hoever mogen we gaan met het modificeren van (menselijk) leven? Wat betekent het, wanneer we onszelf clonen? Literatuur mengt zich hier in een fundamenteel debat over de 'waarden' van het leven. 

De scriptie biedt vele inzichten in de wijze waarop literatuur zich tot wetenschappelijke en publieke discussies verhoudt en vormt daarmee een bijdrage aan het Literature & Science-onderzoek van onze groep. Wij complimenteren Bob met zijn voltooide werk.

R.G. Hopman: 'Uit een rib en mens maken, dat kan perfect’: representatie van wetenschappelijke kennis in de roman De engelenmaker van Stefan Brijs. Masterscriptie VU: Amsterdam 2011. Begeleider: Prof. dr. Ben Peperkamp. Tweede beoordelaar: Willemijn van der Linden, MPhil. 

Geen opmerkingen: