woensdag 2 december 2009

Disgrace en de transitie in Zuid-Afrika

In oktober 2009 rondde Manon Stassen, BA-studente Engelse Taal- en Letterkunde, haar scriptie af over de beroemde en aangrijpende roman Disgrace (1999) van J.M. Coetzee, die zij nadrukkelijk binnen de historische en politieke Zuid-Afrikaanse context plaatste. Hoewel Disgrace, net als Coetzee’s andere werk, geen openlijke of eendimensionale politieke boodschap bevat, stuurde de ANC het boek in 2000 toch naar de Human Rights Commission voor onderzoek, daarbij vermeldend dat de roman een ‘historische getuige van het voortbestaan van racisme onder blanke Zuid-Afrikanen’ was (McDonald 2002: 323).

Manon - die werd begeleid door Saskia Stehouwer en Ben Peperkamp - heeft zich in haar onderzoek vooral geconcentreerd op de protagonist van de roman, David Lurie, en zijn positie als blanke Engelstalige Zuid-Afrikaan in een sterk veranderende samenleving. David houdt aanvankelijk sterk vast aan oude waarden en aan zijn autoriteit als professor in de Engelse letterkunde, vader en blanke man, maar hij verliest gaandeweg zijn macht en ondergaat een verandering in zijn denken en handelen. Om deze verandering inzichtelijk te maken, heeft Manon onder andere studie gemaakt van Davids verhouding tot de honden in de kennel waar hij af en toe werkt. Eerst beschouwt hij de honden als ‘a different order of creation’ - met distantie dus - maar als hij ze gaandeweg beter leert kennen gaat hij ze als individuen met gevoel beschouwen. Manon interpreteert in het verlengde hiervan de honden binnen de roman als geheel als metafoor voor de zwarte bevolking van Zuid-Afrika en de manier waarop zij door de blanken gezien en gewaardeerd worden. Davids veranderende houding ten opzichte van deze dieren is voor haar daarmee een van de redenen om te concluderen dat Lurie als protagonist van het boek bepaalde aspecten verbeeldt van de grotere transitie die Zuid-Afrika doormaakt en dus - concluderend - de Zuid-Afrikaanse maatschappij na de apartheid focaliseert.

Geen opmerkingen: