zondag 15 juli 2012

Over de literaire non-fictie van Joris van Casteren


Is Joris van Casteren een Nederlandse Kapuściński? Zijn boeken Lelystad en Het zusje van de bruid hebben, net zoals de reportages van de grote Poolse journalist, tot belangrijke en soms heftige literaire discussies tussen Nederlandse critici, journalisten en literatuurkenners geleid. Hoeveel literaire middelen mag een non-fictie auteur gebruiken? Bestaan er morele grenzen waar hij rekening mee moet houden? En wat is de literaire waarde van creative nonfiction? 

In zijn onlangs voltooide masterscriptie plaatst Łukasz Koterba het oeuvre van Joris van Casteren in een bredere context van literaire en journalistieke discussies rondom de aard van het genre “literaire non-fictie”. Hij bespreekt verschillende definities van deze term en hij kijkt naar de rijke geschiedenis van dit verschijnsel. De discussie rond de Amerikaanse New Journalism-beweging uit de jaren zestig en de gevolgen daarvan, zoals bv. de Gonzo-methode van Hunter S. Thompson of de New New Journalism-beweging, krijgen hier veel aandacht. 

Ook de originele visie van Karel van het Reve op literaire non-fictie en zijn Wahrheitsanspruch-criterium worden in deze masterscriptie behandeld. Op basis van het debat rond de nieuwe biografie van Ryszard Kapuściński van Artur Domosławski (nog onbekend voor de Nederlandstalige lezer), introduceert Koterba een eigen model van literaire non-fictie analyse, een analyse die op drie verschillende niveau’s plaats moet vinden: epistemologisch, moreel en literair.  

Al die theoretische kennis over het genre literaire non-fictie, een genre dat zich op de grens tussen literatuur en journalistiek, fictie en non-fictie, waarheid en verbeelding bevindt, wordt in deze scriptie toegepast op het oeuvre van Van Casteren. De masterscriptie “Literatuur of journalistiek? Literaire non-fictie van Joris van Casteren” kan aan de ene kant gezien worden als een monografische bespreking van het oeuvre van Joris Van Casteren en aan de andere kant als een literatuurwetenschappelijke zoektocht naar het antwoord op de vraag wat eigenlijk literaire non-fictie is en hoe men dit soort teksten kritisch moet lezen. 

“Elk wetenschappelijk boek moet een soort whodunit zijn – het verslag van een queeste naar een of andere heilige graal”, citeert Koterba aan het begin van zijn scriptie Umberto Eco. De heilige graal wordt in deze scriptie misschien niet gevonden, maar dankzij de queeste door  theoretische overpeinzingen over literaire non-fictie en de analyse van het oeuvre van Van Casteren, krijgt de lezer van deze scriptie een bruikbaar wetenschappelijk gereedschap. Dit gereedschap kan ook toegepast worden op de analyse van teksten van andere literaire non-fictie auteurs.    

Ł. Koterba: Literatuur of journalistiek? Literaire non-fictie van Joris van Casteren. Masterscriptie VU: Amsterdam 2012. 

Begeleider: prof. dr. E. Jansen. Tweede beoordelaar: dr. J.H.C. Bel. 

Geen opmerkingen: