
Bij de onafhankelijkheids-verklaring van Congo in 1960 bleek hoezeer de interpretatie van een en dezelfde historische periode kan verschillen. De Belgische koning Boudewijn sprak een lofzang uit over de beschaving die de Belgen hadden gebracht in de kolonie: de infrastructuur, de medische voorzieningen en het onderwijs. De eerste Congolese premier Patrice Lumumba zag vooral de vernederingen “omdat wij negers waren”. Hier staan de koloniale en de postkoloniale visie lijnrecht tegenover elkaar.
In een artikel in het jongste nummer van het literair-historische tijdschrift Zacht Lawijd beschrijft Jacqueline Bel aan de hand van twee peilmomenten een zoektocht door de Indische letteren en de Congoliteratuur. Dat levert een verhaal op van verschillen en overeenkomsten in perspectief. In hoeverre is ofwel de visie van Boudewijn, ofwel die van Lumumba terug te vinden in de koloniale letterkunde? En wat is dat eigenlijk: koloniale literatuur? Maar ook: hoe werd het leven in de kolonie voorgesteld en hoe werd de inheemse bevolking geportretteerd? Over tintelende schepsels en dronken kolonialen, ‘moorkens’ en apen, moordende warmte en dierlijke bronst.
Jacqueline Bel: ‘Eén koloniaal systeem, twee visies? Notities bij de literatuur van Congo en Nederlands-Indië rond 1900 en 1930’. In: Zacht lawijd; literair-historisch tijdschrift 6 (2007) 2, p. 4-29.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten